6.7 Om te onthouden.

 

 

Symbolen

·        In een schakelschema gebruik je symbolen.

·        Met een schakelaar kun je een stroomkring openen en sluiten.

 

Serieschakeling

·        In een serieschakeling zitten alle apparaten in dezelfde stroomkring

·        Als in een serieschakeling 1 apparaat kapot gaat, gaan alle apparaten uit.

 

Parallelschakeling

·        In een parallelschakeling heeft elk apparaat zijn eigen stroomkring.

·        Thuis zijn alle apparaten parallel geschakeld·        

  •   Als in een parallelschakeling 1 apparaat kapot gaat, blijven de andere apparaten aan.